De eeuwige reis van Guus Smit (1964 – 2002)

Op 19 oktober is het 4 jaar geleden dat Guus Smit verongelukte. Ter herdenking wordt hier het aangrijpende artikel over Guus gereproduceerd dat eerder deze zomer in Runner’s World verscheen. Met dank aan auteur Peter Klooster.

{i}Runner’s World, juli/augustus 2006, pag. 70 – 77.{ei}

In memoriam. In 2002 verongelukte Guus Smit tijdens een ultraloop op het Franse tropische vulkaaneiland La Réunion, in de Indische Oceaan. {i}Runner’s World{ei} blikt terug op het leven van een buitengewone hardloper.

Guus Smit viel niet op door zijn gestalte. Hij was groot noch klein, gespierd noch tenger. Zijn portret toont een vriendelijke jongeman met wilskrachtige gelaatstrekken. Tijdens zijn opleiding tot commando komt zijn onopvallendheid hem goed van pas. Smit gaat onder in de groep recruten en doorstaat geruisloos de zware lichamelijke uithoudingsproeven. Hij trekt echter de aandacht van de instructeurs wanneer hij iets te luid opmerkt dat het allemaal best meevalt. Die overmoedige uitspraak komt hem duur te staan. De instructeurs hebben het vanaf nu op hem gemunt. Hoewel recruut Smit meer dan stevig wordt afgebeuld, geeft hij geen krimp en wordt toegelaten tot het elitekorps.

Bart Kraan was jarenlang het vaste loopmaatje van Guus Smit. ‘Begin jaren negentig deed ik mee aan een zwemestafette’, vertelt Kraan. ‘We kwamen een zwemmer tekort en ik kreeg een telefoonnummer in mijn hand gedrukt. Bel die maar, die gozer is gek, die doet wel mee, zeiden ze. Even later stapte er een hele gewone jongen de sporthal binnen. Hij keek even om zich heen, liet met een klap zijn sporttas op de grond vallen en stapte toen met een uitgestoken hand op me af. “Hoi, ben jij Bart? Ik ben Guus”, zei hij. Het klikte meteen. Guus bleek nauwelijks te kunnen zwemmen, beheerste alleen de schoolslag en kwam amper vooruit. Kort daarop hebben we allebei de triatlon vaarwel gezegd en zijn we samen gaan hardlopen.’

{b}Groots en meeslepend{eb}
Als kind is Guus het zonnetje in huis. Hij houdt van harmonie en als er spanningen zijn in het gezin, werpt hij zich op als vredestichter. Hoewel zijn ouders een goede maatschappelijke carrière voor hem voor ogen hebben, laten zijn leerprestaties te wensen over. Guus beschikt over een gezond verstand, maar zijn fantasie gaat regelmatig met hem op de loop. Hij droomt van verre landen en spannende avonturen. Na de havo volgt Guus een medische opleiding, die hij niet voltooit. Groots en meeslepend zal hij leven! Hij huurt een kamer bij een hospita en schrijft zich in bij een uitzendbureau voor paramedisch personeel. Daar staat hij al snel te boek als de ideale kracht. Hij plant zijn werkrooster maar liefst een jaar vooruit, komt zijn afspraken altijd na en toont veel toewijding voor zijn patiënten, die hem op handen dragen. Hij leeft sober en besteedt zijn spaargeld aan reizen en sporten.

Hoewel Guus graag honderduit praat, laat hij zich niet makkelijk uit over zijn diepere drijfveren. De kreet ‘lekker belangrijk’ ligt hem in de mond bestorven. In ultraloper André van de Vliert vindt hij een bondgenoot. ‘De zoektocht naar de ultieme vrijheid verbond ons’, zegt Van de Vliert. ‘Hardlopen was een simpele manier om het geluk te vinden. Guus deed dat door af te wijken van de gebaande paden. Voor een vaste baan zou hij veel dingen hebben moeten opgeven. Ik weet niet of Guus op de vlucht was voor verantwoordelijkheden, maar hij voerde wel een gevecht om zijn vrijheid te behouden. Guus had moeite om evenwicht te vinden in zijn leven, de neiging om zichzelf weg te cijferen zat hem daarbij in de weg. Maar in essentie was zijn keuze voor de vrijheid een keuze voor zichzelf. Ik had bepaald niet de indruk dat Guus’ zucht naar avontuur van voorbijgaande aard was.’

Op een doordeweekse avond besluiten Guus en boezemvriend Bart Kraan de trein te pakken. Ze reizen van Hazerswoude naar Almere, waar ze tegen middernacht arriveren. Eenvoud troef, is hun motto. Gewapend met rugzakjes, chocoladebroodjes en water, beginnen ze in het maanlicht aan de 75 kilometer lange terugweg. Kraan: ‘We hebben een schitterende tocht gehad, zijn zelfs nog verdwaald. Onderweg fantaseerden we over de spectaculaire lopen die we nog zouden doen. Toen we op een gegeven moment stopten om wat te eten zei Guus: “Zo, tijd voor een grapje”. Uit zijn rugzak toverde hij een vuurpijl tevoorschijn van het type dat door schepen in nood wordt gebruikt. Het licht kleurde de hemel boven de nachtelijke polder minutenlang helrood. We zaten in het gras en keken ernaar, terwijl we genoten van onze chocoladebroodjes. Pas tegen het ochtendgloren waren we thuis, ik was net op tijd om het ontbijt te maken voor mijn kinderen.’

Guus bewijst over een grote natuurlijke aanleg voor het ultralopen te beschikken. Hij wordt uitgenodigd voor de zogenaamde brede selectie, de kweekvijver waar de bondscoach uit put. In 2000 ervaart hij het als een eer om tijdens het Nederlands kampioenschap 24 uur in Uden in een oranje tenue te mogen starten. Guus wordt eerste bij de senioren, met een afstand van 213 kilometer. Toch ambieert hij niet een toploper te worden. Zijn temperament staat gedoseerd en verstandig trainen in de weg, rusteloos als hij is. Hij schrijft zijn eigen schema’s, van de diensten van de bondscoach maakt hij geen gebruik. ‘Als ik minder loop, maak ik ook minder mee’, luidt zijn onwrikbare redenatie. Met Bart Kraan start hij in de Swiss Alpine Marathon. Kraan: ‘Guus startte zoals altijd veel te snel en ging helemaal stuk. Na de finish zaten we een beetje bij te komen in een sporthal. Na een kwartier sprong hij plotseling uit stand over een stoel. Op hetzelfde moment kreeg hij weer praatjes voor tien. Guus beschikte echt over een formidabel herstelvermogen.’

{b}Mislukt huwelijk{eb}
In 1995 trouwt Guus met Nicolette, een gelukkige tijd breekt aan. De twee zijn dol op elkaar en genieten van kleine, kneuterige dingen. Ze kaasfonduen, picknicken in de vrije natuur, pakken een saunaatje en kletsen urenlang over duizend-en-één dingen. Guus mag graag op het balkon van hun Voorburgse koopflat zijn stripboeken lezen, prinsheerlijk in het zonnetje. Qua karakter zijn Guus en Nicolette echter tegenpolen. Nicolette is serieus, wil graag een gezin stichten en is soms wat zwaar op de hand. Guus – als altijd op zoek naar harmonie – beschouwt het als zijn taak om haar op te vrolijken. De balans in hun relatie raakt echter verstoord als Guus’ loopmanie excessieve vormen begint aan te nemen. Vrijwel dagelijks is hij urenlang van huis. Nicolette: ‘Guus vond bijvoorbeeld dat hij op elk moment moest kunnen trainen, daar werd hij lekker hard van. Daarom liet hij om drie uur ’s nachts de wekker afgaan. Het gevolg: hij viel weer in slaap en ik lag tot het ochtendgloren te malen. Guus had vreselijk veel moeite met de balans in zijn leven. Ik vroeg me af of ik de enige was die zag dat hij zich aan het doodrennen was. Hij kwam soms thuis met een vreselijk afgetraind koppie, met holle ogen. Guus heeft me nooit kunnen uitleggen {i}waarom{ei} hij zo extreem veel liep.’ Hoeveel energie Guus en Nicolette ook in hun relatie steken, baten mag het niet. Na drie jaar huwelijk besluiten ze uit elkaar te gaan, als goede vrienden. Een advocaat is niet nodig en daar zijn ze trots op.

Zijn mislukte huwelijk is een grote slag voor Guus. Hij mist de warmte en geborgenheid en realiseert zich zeer wel dat hij de scheiding deels aan zichzelf te wijten heeft. Hij geeft toe aan zijn vrijheidsdrang, die in verhevigde mate opflakkert. In 1997 doet hij mee aan de 120 van Texel, op het waddeneiland waaraan hij zijn hart heeft verpand. ‘Mijn eerste indruk van Guus? Een zachtaardige, uiterst bescheiden jongen, type ideale schoonzoon’, zegt organisator Martien Baars. ‘De begeleiders knokten erom wie met hem mee mocht fietsen. Hij was innemend, toonde oprechte belangstelling en kletste de hele weg honderduit. Een beetje overmoedig was hij ook, want hij ging altijd te snel van start.’

In 1999 wint Guus verrassend de 120 van Texel. Als medekoploper Edward de Ruiter er na zeventig kilometer plotseling de brui aan geeft, ligt Guus alleen aan kop. Hij heeft op dat moment nog vijftig kilometer voor de boeg en verkeert in een voor hem unieke situatie. Omdat zijn eerste begeleider ervoor kiest om bij hem te blijven, beschikt Guus op een gegeven moment zelfs over twee begeleiders. Hij oefent ook een magnetische aantrekkingskracht uit op een grote groep scholieren, die per se tot aan de finish met hem mee willen lopen. Baars: ‘Ik wachtte de hele karavaan twee kilometer voor de finish op en liep het laatste stuk mee. Guus legde een arm om m’n schouder en vertelde hoe mooi hij het allemaal had gevonden. Het was een heel aparte sfeer. Een half jaar later boekte Guus drie overnachtingen in hotel Molenbos, bij de Cocksdorp. Tot zijn verbazing begroette de eigenaresse hem met de woorden “Hoi Guus.” “Kent u mij?”, vroeg hij verbaasd. “Jazeker, jij hebt de 120 van Texel gewonnen en daarom krijg je alle overnachtingen van ons cadeau”, zei ze.’

{b}Honger naar avontuur{eb}
Guus schaft een laptop aan en is daarmee als een kind zo blij. Hij begint enthousiast en frequent te mailen en schuimt het internet af op zoek naar exotische loopevenementen. Hoe zwaarder, hoe mooier. Net zo blij is hij met een lichtgewicht digitaal fotocameraatje, dat tijdens het lopen in zijn rugzak kan. Hij plant zijn werkrooster zó dat hij drie tot vier keer per jaar een verre reis kan maken. Zijn honger naar avontuur is schier onstilbaar, Guus reist de hele wereld over. In Japan kan hij de verleiding niet weerstaan om in dezelfde week te starten in twee verschillende ultralopen. De Aziaten onthalen de gast uit het verre Nederland als een held, Guus geniet met volle teugen van de aandacht. Hij fotografeert dat het een lust is, bestudeert routekaarten, schrijft in levendige bewoordingen reisverslagen en stuurt stapels ansichtkaarten naar het thuisfront. Hij grossiert in souvenirs en curiosa. Zo schaft hij in Japan van zijn beperkte financiële middelen een opvallend digitaal klokje aan, met oosterse tekens. Van elke goede fles wijn die hij soldaat maakt bewaart hij de kurk, zijn collectie groeit zienderogen. Voor zijn nichtjes neemt hij graag een cadeautje mee. Eenmaal thuis pakt hij het werkritme makkelijk weer op. Een volgende verre reis ligt immers in het verschiet. Na het werk loopt hij graag langs de kassen in het Westland, waar hij zichzelf kan aanschouwen in de weerspiegeling van de ruiten. Want ijdel is hij ook.

‘Guus sliep het liefst in de open lucht’, herinnert Bart Kraan zich. ‘Ik heb eens vier dagen met hem in de Ardennen gekampeerd. Hij moest en zou met zijn slaapzak onder de sterrenhemel liggen, in het gras. Als er muggen waren, zette hij alleen zijn binnententje op. ’s Ochtends ging die in z’n geheel achterin ons busje. Alles moest zo makkelijk mogelijk, soberheid was de norm. Anoniem naar de Ardennen, kamperen in het wild, jezelf wassen in de beek. Dat vond Guus de mooiste manier van leven. Hij deed niets volgens plan. Werd je lekker hard van.’

‘Ik zou meedoen aan de Leidsche Rijn Halve Marathon en Guus had beloofd dat-ie naar me kwam kijken’, zegt André van de Vliert. ‘Hij kwam voor de gelegenheid hardlopend naar Utrecht, helemaal uit Voorburg. Eenmaal aanwezig kon hij de verleiding niet weerstaan. Ofschoon hij al zeventig kilometer achter de kiezen had, schreef hij zich in voor de marathon! Na afloop bleek hij nog clubkampioen te zijn geworden ook. Omdat hij een beetje moe was ging hij na afloop met mij mee naar huis. In mijn huiskamer liggen allemaal zitkussens, waarop Guus in een diepe slaap viel. Ik kreeg wat familieleden op bezoek en die hebben tot hun grote vermaak de hele middag rond een snurkende Guus gezeten.’

{b}Steeds extremer{eb}
In de wereld van het ultralopen krijgt Guus in toenemende mate waardering voor zijn prestaties en nonconformistische levensstijl. Hij zoekt steeds extremere uitdagingen en kiest voor mooiere én uitdagende trails in Schotland, Frankrijk en Duitsland. Cor Butter noemt Guus zijn grote voorbeeld. Butter: ‘Ik heb Guus leren kennen in 2000, tijdens de eerste editie van de Spreelauf, een zesdaagse etappewedstrijd over 420 kilometer, van de Tsjechische grens naar Berlijn. De avond voor de start raakte ik met hem in gesprek. Ik mocht hem meteen, een spontane gozer met een jong, fris gezicht. De derde dag zaten we er allemaal doorheen, behalve Guus, die was zo fit als een hoentje. Die avond stond er soep op het menu. We waren behoorlijk down, want we waren uitgeput en kregen daarmee veel te weinig calorieën binnen. Op dat moment kwam Guus aanlopen met een doos vol apfelstrudel. “Zo”, zei hij, “vreten!” En hij zette de doos met een klap neer. Dat was in niemand opgekomen, maar Guus was er dus op uitgetrokken om voor ons allemaal eten te halen. Dát was nou typisch Guus. Hij was veel sterker dan wij, zag dat we in de problemen zaten en zorgde voor een oplossing.’

{b}Vlinders kijken{eb}
Butter: ‘Guus was voor mij een voorbeeld van hoe je moet ultralopen. Ontspannen de natuur in, niet op de klok kijken en contact maken met andere mensen. Guus kon spelen tijdens een wedstrijd. Tijdens de Spreelauf mocht hij op de vijfde dag met de snelle lopers vertrekken, maar hij koos ervoor om gezellig met mij mee te lopen, in de tweede groep. Zijn goede positie in het klassement interesseerde hem duidelijk geen bal. Maar als hij zich sterk voelde, liep hij gewoon met de eersten mee. Het is eens gebeurd dat hij de klassementsaanvoerder urenlang heeft opgejaagd, door in een moordend tempo mee te lopen. Op een gegeven moment stak hij zijn hand op en zei: doei, je mag winnen van me. Vervolgens ging hij in de berm naar een paar vlinders zitten kijken. Van dat soort grappen hield hij.’

Alleen zijn beste vrienden kunnen vermoeden dat Guus in toenemende mate lijdt onder het gebrek aan balans in zijn leven. Omdat hij er niet over wil praten, wordt zijn zoektocht naar zijn eigen motieven steeds moeilijker. Guus heeft de reputatie van de sociale, maffe, sterke en onverschrokken kilometervreter en hij speelt zijn rol met verve. Bart Kraan: ‘Guus zocht op internet voortdurend naar uitdagende loopwedstrijden. Uiteindelijk kwam hij op het idee om mee te doen aan de Grand Raid, de ‘oversteek der gekken’ op het Franse vulkaaneiland La Réunion, in de Indische Oceaan. Ik heb hem gewaarschuwd dat zo’n tropentocht echt te gek was. Guus was niet op andere gedachten te brengen. La Réunion had alles in zich wat hij zocht, vond hij. Watervallen, een uitbundige natuur, steile rotsen, vergezichten. Ik kreeg nog een kaart van hem. {i}Extreem, maar schitterend{ei}, had hij erop geschreven.’

Loopmaat Wim Bart Knol: ‘Ik vond dat Guus afstandelijker werd naarmate zijn gedrevenheid groter werd. Hij vertelde mij ook niet alles meer, omdat hij wist dat ik er kritisch tegenover stond. Zo heeft hij mij niet verteld dat hij naar La Réunion ging. Ik vond achteraf dat hij er voor zijn vertrek moe uitzag, moe van zijn hele programma. Hij was amper terug van de Trans Gaule, een achttiendaagse hardloopwedstrijd over 1200 kilometer, dwars door Frankrijk!’

In augustus 2002 heeft Guus een gesprek met sportartikelenfabrikant The North Face, die hem wil sponsoren. Hoewel zijn spieren nog niet hersteld zijn van de inspanningen tijdens de Trans Gaule besluit hij toch naar La Réunion af te reizen, mogelijk om een goede indruk te maken op zijn sponsor. Hij maakt op zijn omgeving een opgejaagde indruk. Bovendien is hij blut, zodat hij zich genoodzaakt ziet een lening af te sluiten om de reis te kunnen bekostigen. Een week voor zijn vertrek naar La Réunion is Guus jarig. Van zijn ouders krijgt hij een wandbord dat ze op een kunstmarkt hebben gekocht. Op de rand staat een spreuk van de de Japanse dichter Matsuo Bashō (1644–1694): {i}Elke dag is een reis, en de reis zelf is m’n thuis.{ei}

Rond dezelfde tijd heeft Nicolette een visioen, waarin ze voorziet dat La Réunion Guus’ laatste evenement zal worden. Ongerust zoekt ze hem op. Nicolette: ‘Ik vroeg aan Guus: je komt toch wel terug, hè? Hij gaf geen antwoord. Op 14 oktober 2002, de dag van zijn vertrek, fietste ik over straat, toen ik Guus toevallig in de tram zag zitten die hem naar het treinstation zou brengen. Hij zag mij ook en stormde over het middenpad naar het achterbalkon. Ik zie nog zo zijn gespierde armen uit zijn T-shirt steken, we wierpen kushandjes naar elkaar. Toen draaide de tram de hoek om, dat was het laatste wat ik van hem zag.’

Kraan: ‘Op zondag 20 oktober ging de telefoon. Het was Carolien, de oudere zus van Guus. {i}Ga even zitten, zei ze, ik heb slecht nieuws voor je. Guus is gisteren op La Réunion om het leven gekomen. Hij is in een ravijn gevallen en was op slag dood. We weten niet precies hoe het is gebeurd{ei}. Het nieuws sloeg in als een bom, ik kon het niet bevatten. Ik begreep dat reddingswerkers zijn afgedaald en de hele nacht bij hem hebben gewaakt. Omdat hij op een moeilijk bereikbare plek lag, kon Guus’ stoffelijk overschot pas de volgende dag worden geborgen. Vanwege het politieonderzoek naar de toedracht heeft de repatriëring nog heel wat voeten in de aarde gehad.’

Ook Cor Butter is zwaar aangeslagen. Als onderdeel van zijn rouwproces besluit hij op bedevaart te gaan. In oktober 2005 treedt hij in Guus’ voetsporen, door te starten in de Grand Raid. Butter: ‘In de dagen voor de start ben ik naar de plek gegaan waar Guus is verongelukt. Het gaf een onbeschrijfelijk emotioneel gevoel om daar te staan. Kort daarna heb ik het monument bezocht dat te zijner nagedachtenis is opgericht. Ik voelde heel sterk dat Guus daar aanwezig was.’
Hoewel Butter een ervaren ultraloper is, valt de Grand Raid hem bijzonder zwaar. Na tachtig van de 140 kilometer komt hij op het onmenselijk zware parkoers de man met de hamer tegen. Hij glijdt uit in de modder en valt met zijn hoofd hard tegen een boomstam. ‘Ik was volkomen uitgeteld op dat moment’, zegt hij. ‘Ik bevond me in een volstrekt onbegaanbaar gebied, met duizelingwekkende ravijnen, modder, stenen, lianen en boomwortels. Opgeven kon ik niet, omdat auto’s daar niet konden komen. Op hetzelfde moment dacht ik een bushalte te zien! En er stonden zomaar auto’s langs de kant van de weg! In de berm stonden miniatuur hindoetempels, met engeltjes en papieren bloemen. Toen mijn voorganger er pal bovenop ging staan dacht ik {i}wat doet die klootzak nou?{ei} Pas toen begreep ik dat ik aan het hallucineren was. Ik ben op de grond gaan liggen in mijn overlevingsdeken en pas na een kwartier kwam ik bij mijn positieven.’ Na meer dan 53 uur voltooit Cor Butter zijn pelgrimage. Hij is uitgeput en volledig gedesoriënteerd.

Bij de crematie van Guus zijn veel vrienden uit de wereld van het ultralopen aanwezig. Ze kennen hun plaats, hebben zich bescheiden achterin de rouwzaal opgesteld. Uit de luidsprekers klinken de dartele klanken van Peter en de Wolf, het muzikale sprookje van Prokofiev waar Guus zo gek op was. Na de rouwdienst verlaten familieleden en belangstellenden als eersten de zaal, de ultralopers als laatsten. Bij de deur keren ze zich zwijgend als één man om en keren op hun schreden terug, de blikken neergeslagen. Spontaan vormen ze een kring om de kist waar Guus’ loopschoenen bovenop staan en reiken elkaar de hand. Butter, geëmotioneerd: ‘Ik dacht op dat moment aan de woorden die Guus ooit tegen me sprak: {i}rustig aan maar, de finish halen is het belangrijkste{ei}. Uitgerekend hij is niet aangekomen.’

© Runner’s World / WP Sport Media

{i}{b}Dankwoord Martien Baars{eb}{ei}. Auteur Peter Klooster en hoofdredacteur Lourens Kluitenberg van Runner’s World verleenden toestemming om het artikel uit RW juli/augustus 2006 hier eenmalig op UltraNed te mogen reproduceren.